De politiebonden hebben door het landelijk bereikte onderhandelingsresultaat over een permanente regeling vervroegd uittreden twee RVU-akkoorden in twee weken te vieren. Het eerste akkoord was met minister David van Weel van Justitie en Veiligheid over een uitbreiding van de doelgroep van de tijdelijke politie-RVU 2021-2025. Dat was nodig om te zorgen dat de collega’s van de jaargang 1961 qua vroegpensioenopties niet buiten de boot vielen. Het tweede akkoord is het nieuwe landelijk kaderakkoord met de minister van Sociale Zaken. Op basis daarvan moet nu een permanente politie-RVU vanaf 2026 worden uitonderhandeld voor de jaargangen 1962 en verder. De gesprekken tussen de politiebonden en de politiewerkgever daarover zijn inmiddels gestart. In dit artikel de drie meest gestelde vragen over het landelijk vroegpensioenakkoord.
Waarom sloten de politiebonden negen dagen voor het bereiken van een landelijk vroegpensioenakkoord een apart vroegpensioenakkoord voor de politiesector?
Dat was noodzakelijk om te voorkomen dat door een ongunstige samenloop van (politieke) omstandigheden politiemensen uit 1961 minder vroegpensioenopties zouden krijgen dan vergelijkbare collega’s die de jaren daarvoor of de jaren daarna zijn geboren. Hoe zit die vork in de steel? Op basis van de tijdelijke Regeling vervroegd uittreden (RVU) die momenteel van kracht is (van 2021 tot en met 2025) kunnen werknemers maximaal drie jaar voor hun AOW-leeftijd belastingvrij een bepaalde maandelijkse bijdrage van de werkgever ontvangen om een vervroegde uittreding te (helpen) financieren.
Vanaf 2028 gaat de AOW-leeftijd met drie maanden omhoog. Voor werknemers met geboortejaar 1961 wordt die leeftijd daardoor 67 jaar en drie maanden. Op basis van de landelijke tijdelijke RVU 2021-2025 kunnen werknemers uit 1961 dus vanaf 1 april 2025 in aanmerking komen voor een RVU-uitkering.
Jaargang 1961
Helaas gold dat tot 9 oktober niet voor politiemensen uit 1961. Bij de onderhandelingen in 2019/2020 over een tijdelijke politie-RVU 2021-2025 legde de werkgever een harde leeftijdseis op tafel. Hij wilde sowieso alleen betalen voor medewerkers die voor 2026 de leeftijd van 65 jaar bereikten. Daarmee werd de jaargang 1961 uit de doelgroep van de tijdelijke politie-RVU gehouden. (Die worden immers pas 65 in 2026.)
Structurele regeling vanaf 2026
De politiebonden konden daarmee leven zolang het vooruitzicht bestond dat de overheid, de werkgevers en de vakbeweging het op tijd eens zouden worden over een structurele landelijke RVU vanaf 2026 – zoals afgesproken in het pensioenakkoord uit 2019. Dat zou het mogelijk maken om binnen de politiesector alsnog op tijd vroegpensioenopties voor de jaargang 1961 af te spreken.
Voor alle duidelijkheid: bij de onderhandelingen over het landelijke vroegpensioenbeleid zitten geen bestuurders van de politiebonden aan tafel. Namens de vakbonden worden die gesprekken gevoerd door onderhandelaars van de vakcentrales FNV, CNV en VCP.
Akkoord nog niet in zicht
In de eerste helft van 2024 werd duidelijk dat de totstandkoming van zo’n akkoord best nog wel eens lang op zich kon laten wachten. Misschien te lang om de politiemensen uit 1961 de optie te geven al vanaf april 2025 te stoppen met werken. In hun belang zijn de politiebonden toen met de politiewerkgever gaan praten over het openbreken van de tijdelijke politie-RVU 2021-2025. Met andere woorden: over het alsnog toelaten van de jaargang 1961 tot de beoogde doelgroep van die regeling.
Dreigende onrechtvaardigheid
De kersverse minister van Justitie en Veiligheid, David van Weel, bleek daartoe bereid. Ook hij zag de onrechtvaardigheid die deze groep collega’s anders dreigde te treffen, doordat er niet snel genoeg een nieuw landelijk RVU-akkoord was bereikt. Dat leidde tot de opmerkelijke opeenvolging van twee RVU-akkoorden binnen twee weken. Belangrijk om daarbij te beseffen is dat de politiebonden en de politiewerkgever op het moment dat zij hun overbruggingsregeling troffen dus niet wisten/konden weten dat er negen dagen later een landelijk RVU-akkoord zou volgen. Dat had net zo goed nog weken of maanden kunnen duren.
Is de RVU-overbruggingsregeling door het landelijk RVU-akkoord overbodig geworden?
Nee, want de nu overeengekomen permanente RVU gaat pas in vanaf 2026. Om dat praktisch mogelijk te maken zijn allerlei aanpassingen in de (fiscale) regelgeving en procedures vereist. Een van de afspraken in het akkoord van 18 oktober is dat die wijzigingen uiterlijk volgend voorjaar moeten zijn gerealiseerd.
Zonder het akkoord over een RVU-overbruggingsregeling zouden politiemensen uit 1961 sowieso geen aanspraak kunnen maken op RVU-uitkeringen voor de maximale periode van drie jaar. Die periode start voor deze collega’s immers al in april 2025, terwijl het landelijke RVU-akkoord pas van kracht wordt vanaf 2026.
Op basis van de RVU-overbruggingsregeling hebben ze nu wel de maximale mogelijkheid van 36 maanden een RVU-uitkering.
Lopen politiemensen uit 1961 die gebruik maken van de RVU-overbruggingsregeling een € 300 hogere maandelijkse RVU-uitkering mis?
Dat is nog maar de vraag. Vergeleken bij de tijdelijke RVU 2021-2025 voorziet het landelijke RVU-akkoord van 18 oktober inderdaad in een hoger maximum maandbedrag dat niet wordt bestraft met een fiscale boete van 52 procent. Dat belastingvrije bedrag was de bruto AOW-uitkering in een bepaald jaar. Daar komt vanaf 2026 € 300 bovenop.
Deze afspraak betekent echter niet dat vanaf 2026 in alle beroepssectoren het maandelijkse RVU-bedrag automatisch € 300 hoger zal uitvallen. De sectorale RVU-bedragen vanaf 2026 moeten namelijk per beroepssector door de werkgever en vakbonden worden uitonderhandeld binnen het nu overeengekomen landelijke RVU-kader.
Inzet werkgever
Het is denkbaar dat de politiewerkgever daarbij inzet op een lager bedrag dan op basis van het landelijke RVU-kader (belastingvrij) mogelijk is. Dat gebeurde bij de onderhandelingen over de tijdelijke RVU-politie in 2019/2020 ook. Toenmalig politieminister Grapperhaus weigerde per RVU-gerechtigde 36 keer het fiscaal vrijgestelde maandbedrag beschikbaar te stellen. Hij wilde niet verder gaan dan 24 keer dat maandbedrag per persoon. Ook dat bleek een harde eis en uiteindelijk hebben de bonden hun knopen geteld en zich daarbij neergelegd. (Het totaalbedrag kon wel worden uitgekeerd in 36 maandelijkse porties.)
Onderhandelingen werkgever en politiebonden
Het is dus afwachten welke uitkomsten de onderhandelingen tussen de werkgever en de politiebonden op dit punt gaan opleveren. Daarbij is ook van belang welke fiscaal-juridische afspraken de komende maanden op landelijk niveau gemaakt worden om een rechtvaardige overgang van de tijdelijke naar de permanente RVU-regeling te realiseren.